Vakanties kunnen in de toekomst nog wat duurder uitvallen dan verwacht, en dat komt niet alleen door inflatie. Over de hele wereld voeren steeds meer bestemmingen nieuwe klimaatgerichte heffingen in op hotelovernachtingen, veerboottickets en toegang tot nationale parken en andere beschermde gebieden. Zo verandert toerisme ter consumptie naar toerisme als samenwerking met de lokale gemeenschap en bestemming. Wat zijn de voordelen van deze ontwikkeling? En vallen er ook kanttekeningen te plaatsen? We vroegen het aan twee experts.
Meer belasting betalen is meestal een no-brainer: liever niet. Maar uit het Sustainable Travel Report van Booking.com blijkt dat 75 procent van de wereldreizigers duurzamer wil reizen en dat maar liefst 71 procent de bestemming beter wil achterlaten dan aangetroffen. En daar moet voor betaald worden. Uit een studie van Euromonitor uit 2023 blijkt dat bijna 80 procent van de bezoekers bereid is 10 procent meer te betalen voor duurzamere reisopties.
Bemoedigende cijfers die het sociale contract van reizen kunnen herschrijven: niet enkel op bezoek, maar ook bijdragen. Alleen die rekening komt wel bij de toerist te liggen. Bas Amelung, Assistant Professor Environmental Systems Analysis aan de Wageningen Universiteit, is voorstander van toeristenbelastingen ter bevordering van duurzaamheid. "Ik ben helemaal voor zulke heffingen. Toeristen komen vaak voor attracties die van iedereen zijn en daarom ook van niemand: mooie steden, bijzondere landschappen en natuur. Bedrijven in de toeristische sector verdienen daar geld aan en vaak wordt slechts een klein deel van dat verdiende geld gebruikt om de attractie zelf te versterken en beschermen. Dat kan natuurlijk gebeuren via belastingen, maar of dat in voldoende mate gebeurt hangt af van de prioriteiten."
Dat extra belastingmaatregelen worden getroffen voor duurzamer toerisme is een mooi streven, maar - zoals Amelung aanstipte - de binnengekomen gelden dienen dan wel terug te vloeien naar de bestemming zelf. Hoe worden deze belastingen geheven? Saskia Griep, oprichter van Better Places legt uit: "Toeristenbelasting is bedoeld om reizigers financieel te laten bijdragen aan de plek die ze bezoeken. Denk aan kosten voor natuurbeheer, infrastructuur, afvalverwerking of cultuurbehoud. Deze bijdrage kan ook worden ingezet om de kwaliteit van de toeristische ervaring te verbeteren of lokale gemeenschappen te ondersteunen. Soms is het een percentage op overnachtingen, soms een vaste bijdrage per nacht of per parkbezoek. In veel landen gebeurt dit via entreegelden voor nationale parken of via extra toeslagen op hotels. Zo worden de lasten eerlijker verdeeld: niet alleen de lokale bevolking betaalt voor voorzieningen die mede voor toeristen bedoeld zijn."
En hoe zet je deze extra inkomsten dan in? Amelung legt uit: "Dit soort heffingen kun je voor twee doelen inzetten: het remmen van de vraag en het ophalen van geld. Het remmen van de vraag lijkt mij een goed idee bij overtoerisme. Geld dat wordt opgehaald kun je in de algemene middelen laten vloeien, maar toeristen willen graag zien waar de heffing voor gebruikt wordt en daar kan ik me ook wel iets bij voorstellen. Zo creëer je in elk geval wel draagvlak en dat maakt het allemaal een stuk makkelijker. De bestemming krijgt geld voor bescherming en behoud en de toerist draagt daar graag aan bij."
Dat belastingen worden geheven is stap een, deze in de praktijk inzetten is stap twee. Zijn er voorbeelden van successen? "Zeker," legt Griep uit. "In Madagaskar leveren entreegelden en verplichte gidsdiensten in nationale parken structurele inkomsten op. Deze worden ingezet voor het onderhoud van paden, bescherming van biodiversiteit en opleiding van gidsen. In sommige parken beheert de lokale gemeenschap zelf het gebied, wat zorgt voor werkgelegenheid én eigenaarschap. In Tanzania zijn de inkomsten uit parkfees aanzienlijk. Een klassieke safari naar Arusha, Tarangire, Serengeti en Ngorongoro levert alleen aan parkentree al zo’n 2.000 dollar op per stel. Deze middelen zijn in potentie belangrijk voor natuurbeheer en toeristische infrastructuur."
Nog een mooi voorbeeld is Costa Rica, dat bekend staat om het systeem van nationale parken en beschermde natuurgebieden dat door het heffen van entreegelden in stand kan worden gehouden en uitgebreid kan worden. Griep vertelt: "Soms hoor je wel eens van reizigers dat ze het vervelend vinden dat er entree wordt geheven, maar het is heel goed uit te leggen en uiteindelijk zorgen de entreegelden ervoor dat de natuur behouden wordt en waarom zou je daar geen bijdrage voor over hebben? De entrees voor de nationale parken zijn voor Costaricanen veel lager ($2,50) dan voor een buitenlandse toerist ($16,95). Buitenlandse toeristen vinden dit niet eerlijk, maar op deze manier wordt juist bevorderd dat Costaricanen hun eigen land en natuurgebieden leren kennen en het belang van natuurbehoud inzien. Zo zijn de nationale parken de eerste woensdag van de maand voor alle Tico's zelfs gratis."
Beide experts verwachten niet dat mensen minder zullen reizen wanneer er verwacht wordt dat ze iets extra's dienen te betalen ten behoeve van de bestemming en bewoners. "De heffingen zijn zo klein dat ze wegvallen in de totale kosten van een vakantie,'' aldus Amelung. Griep vult hem aan: "Zeker bij bestemmingen met een hoge belevingswaarde speelt de prijs van een extra bijdrage nauwelijks een rol. Tanzania is daarvan een goed voorbeeld: het is een van de populairste bestemmingen bij Better Places, terwijl de gemiddelde parkfees voor een klassieke safari kunnen oplopen tot 2.000 dollar per stel. "
Als toeristenbelasting goed wordt ingezet, kan het bijdragen aan duurzame ontwikkeling op de bestemming. Maar daarbij is visie, continuïteit en goed bestuur cruciaal. "Wat belangrijk is, is dat de geldstroom structureel is. Dat maakt lange termijn plannen mogelijk. Zichtbare resultaten zorgen voor draagvlak bij reizigers én bewoners. In landen waar dit goed werkt, zie je dat het systeem draait om samenwerking en heldere verdeling van taken en opbrengsten. Waar dit ontbreekt, dreigt het geld te verdwijnen in algemene staatsbudgetten en verdwijnt ook het vertrouwen van bewoners," besluit Griep met een kritische noot.
Amelung voegt daar tot slot aan toe: "Al met al ben ik heel positief over deze ontwikkeling. Je kunt natuurlijk zeggen: jammer dat je tegenwoordig overal voor moet betalen, en dat is ook zo, maar met zoveel toeristen moet er toch op de een of andere manier worden geïnvesteerd in behoud."