26 juni 2025
Thumbnail voor Meisje van elf

Meisje van elf

Als altijd sneed de schelle stem van de oude vrouw door de hitte: ‘Martha!! Marthaaaa!!’ Er kwam geen reactie. Nogmaals krijste ze: ‘Martha! Kom hier! Kom helpen in huis!’ Het bleef stil. Het weeskind hield zich verborgen. Nu begon ze een tirade tegen het onvindbare meisje dat alleen maar wilde eten en nimmer een handje toestak. ‘Andrès,’ snerpte ze. Opeens lieflijk: ‘Andrescito. Zoek Martha. Ze moet werken in huis. Ze kan me toch niet in de steek laten?’

Het was het uur van de siësta. Her en der werden rolluiken voor de raamopeningen getrokken, alsof de hitte zich moest ophopen in de smalle straten van het stadje in de Andes. De oude vrouw joeg een van de lusteloze honden weg. Uit boosheid, haar huisslavinnetje kwam niet opdagen.

Haar kleinzoon was in een hoek van het huis blijven zitten. Zijn gezicht emotieloos. Zijn hand streelde een van zijn jonge hanen, hun poten met touwtjes aan elkaar gebonden. Zij konden evenmin naar buiten. Zuchtend stond Andrescito op, betrad het volle zonlicht en slofte door het straatje. Nergens zou hij Martha vinden, want niemand wist waar ze was. Alleen ik kende toevallig haar schuilplek.

Elke dag op het hoogtepunt van de hitte het geschreeuw om Martha. Met gesloten ogen lag ik op bed in een poging tot siësta. Luisterend naar wat er niet gebeurde. Als na zonsondergang de koelte intrad, werd het druk op het plein. Jongens lonkten naar meisjes. Meisjes naar jongens. Aimabele ouderen voerden beleefde gesprekken. Ze hieven hun hoed of glimlachten. Hoffelijk spraken ze elkaar aan met Señor en Señora. Ik zag dat ze hun misère vergaten, terwijl ze elkaar als innemende notabelen bejegenden.

In de barretjes werd bier gedronken volgens een plechtig bijgeloof. Voordat je allen tegelijk een slok nam, wenste je iedereen het allerbeste: ‘Que sea buena hora! Dat het een goed uur moge zijn.’ Daarbij goot je een klein beetje drank op de vloer als offer voor de ‘Pachamamma.’ Moeder Aarde zou heil brengen. En oh wee, als je het niet deed. Zo zweefden we tussen geluk en pech, het goede en het boze uur.

Gabriël Garcia Meza beschreef ongeveer mijn stadje in het verhaal ‘Ambassadeur van India’. Op een dag dient zich daar een gewichtig persoon aan. Meteen komt de geruchtenvorming op gang. Hij maakt zich bekend als ‘El Embajador de la India’ en zoekt investeringskansen voor kapitaalkrachtige bedrijven. Terstond krijgt hij de fraaiste hotelkamer. Hij geniet van lunches en diners. Iedereen doet alles om hem te gerieven. Zijn beloften nemen toe naarmate de onbetaalde rekeningen zich opstapelen. Dan opeens is hij verdwenen en keert de gelatenheid terug.

Dit is de meeslepende tragiek van het continent. Mensen laten zich hun gedroomde gouden horizon niet zomaar ontnemen. Vlakbij was een zwembad, waar ik vaak baantjes trok. Mensen verbaasden zich. Waarom zou je je zo uitputten? Toen beweerde iemand in sportkleding dat ik trainde voor een recordpoging. Ik zou het Beaglekanaal in Patagonië bedwingen en ons stadje aan de vergetelheid ontrukken. ‘Ik ga het voor je regelen. Ik heb alle contacten,’ beloofde de man.

De machteloosheid van de armoe laat zich slechts overwinnen door jezelf een heldhaftig universum aan te praten. Het tegenovergestelde kan ook: je inprenten slachtoffer te zijn van een verderfelijk complot. Het destijds populaire boek ‘De aderlating van een continent’ door de marxist Eduardo Galeano deed het laatste. Latijns-Amerika werd eeuwenlang leeggezogen door kolonialen en multinationals.

De armoe en ondervoeding waren vreselijk. Toch zag ik ook hoe zwaarlijvige mensen zich volpropten. Als ze aan tafel nog eens royaal opschepten, vergoelijkten ze hun eetlust: ‘Mijn historische honger.’ Hun voorvaderen leden generatie op generatie gebrek en zij haalden de achterstand in. Zo had Galeano het opgeschreven. Als de geschiedenis niet deugt, kun je alle eigen schuld ontlopen en steeds naar een ander verwijzen.

De oude dame schreeuwde opnieuw: ‘Martha!!!’ Ze klonk verongelijkt, jammerend.

Ik wist waar Martha zat, omdat ik ooit mijn jeep onhandig parkeerde in de garage van het radiostation waarvoor ik werkte. De schuur had vier slordige muren met daarop balken en golfplaten. In het dak was een uitsparing, waardoor een sinasappelboompje naar boven groeide. Ik manoeuvreerde tussen de andere voertuigen. De breed uitstekende voorbumper bleef achter de stam van het boompje haken. Toen ik iets achteruitreed, roffelden sinaasappelen op het dak.

Ik grinnikte, maar toen schrok ik. Een meisje van elf plofte in het zand. Uit angst dat de jeep het boompje omver zou trekken, had ze zich laten vallen. Traag richtte Martha zich op, klopte het stof van haar jurk. De deur stond open en ze schoot naar het zonlicht. Daar stond Andrescito: ‘Je moet mijn oma helpen.’

Jaren verstreken. Ik was nog vaak in Zuid-Amerika, maar slechts één keer in mijn stadje. Martha zag ik nooit meer. Dat ze uitgroeide tot een gouden dame, staat vast.

Deze column staat in het teken van de Zuid-Amerika special in Reisbizz Magazine. Meer van dit soort verhalen lezen? Word member en ontvang elke maand het nieuwste magazine op je deurmat.

Recente berichten