28 september 2024
Thumbnail voor Loopt het Hof van Justitie EU op de troepen vooruit?

Loopt het Hof van Justitie EU op de troepen vooruit?

Een belangrijke verplichting die op de reisorganisator rust is de bescherming van de reiziger tegen insolventie. Tijdens de coronapandemie is de reikwijdte van die bescherming veelvuldig bediscussieerd.

Uit artikel 17 van de Richtlijn volgt kort gezegd dat er zekerheid gesteld moet worden voor zover de “betreffende diensten als gevolg van de insolventie van deze organisatoren niet worden verricht”. Hieruit maak ik op dat het moet gaan om een bestaande reisovereenkomst die niet kan worden uitgevoerd vanwege het faillissement van de reisorganisator. Tegen dat specifieke risico moet de reisorganisator de reiziger beschermen. Vorderingen die zijn ontstaan vanwege andere reden dan het faillissement, zoals vorderingen tot terugbetaling van de reissom ten gevolge van annulering, vallen om die reden niet onder de bescherming bij insolventie.

De Europese Commissie heeft zich tijdens de coronapandemie ook altijd op het standpunt gesteld dat reizen die al waren geannuleerd voordat het faillissement intrad, niet vallen onder de bescherming bij insolventie. Het is dan ook niet voor niets dat de Europese Commissie achter het initiatief stond van de Nederlandse reisbranche (ANVR en SGR) om reizigers een voucher aan te bieden bij het annuleren van een pakketreis die wel gedekt was tegen insolventie. De Europese Commissie heeft reizigers erop gewezen dat ze zonder voucher hun geld kwijt zouden zijn bij faillissement van de organisator.

Het is ook niet voor niets dat de ACM en de Consumentenbond destijds ook positief hebben gereageerd op de extra insolventie dekking van de corona-vouchers. Het bood de consument immers bescherming die ze niet zouden hebben gehad wanneer zij vasthielden aan hun vordering tot terugbetaling.

Bovengenoemd standpunt was tot voor kort dus de algemeen geldende leer. Het Hof van Justitie heeft daar echter met haar uitspraak op 29 juli 2024 een streep doorgehaald. In deze Oostenrijkse en Belgische kwestie weigerden de verzekeraars de vorderingen te betalen op grond dat hun enige verplichting bestond in de terugbetaling van pakketreizen die waren geannuleerd als rechtstreeks gevolg van de insolventie van de organisator. Het Hof van Justitie oordeelde echter dat de regels inzake insolventiebescherming ook gelden voor reizigers die hun vakantie hadden geannuleerd vanwege de pandemie en recht hadden op terugbetaling op het moment van insolventie van de organisator.

Dit is een deel van de hele column van Judith Tersteeg. Lees de rest van de column in het Reisbizz Magazine.

Recente berichten